De 2025 Vergelijking van LiDAR-scanners: XGRIDS, Leica, NavVis, Trimble, Faro en FJD Trion

Gepubliceerd op 30 april 2025 om 21:22

Inleiding

LiDAR-scanners zijn essentieel geworden voor snelle en nauwkeurige 3D-opnames in sectoren als civiele techniek, archeologie, bouwmaatvoering en BIM. Tegenwoordig is er een breed scala aan scanners beschikbaar – van statische laserscanners op een statief tot mobiele handheld systemen. In dit artikel vergelijken we acht vooraanstaande scanners: de XGRIDS Lixel L2 en Lixel K1, Leica BLK360, Leica BLK2GO, NavVis VLX, Trimble X7, Faro Focus S350 en de FJDynamics Trion. We kijken naar hun specificaties en prestaties op zes belangrijke punten:

  1. Nauwkeurigheid (precisie in millimeters of centimeters)

  2. Scansnelheid en dekking (punten per seconde, kijkhoek/FOV en bewegingsvrijheid)

  3. Gebruiksgemak en mobiliteit (handheld vs. statisch, inzetbaarheid in diverse omgevingen)

  4. Integratie met BIM-workflows (softwarecompatibiliteit, exportformaten, realtime feedback)

  5. Ondersteuning voor Gaussian Splatting (of geschiktheid voor dergelijke visualisatietechnieken)

  6. Prijs/prestatieverhouding (aanschafkosten in relatie tot de prestaties en efficiëntie)

Na de vergelijking duiken we dieper in op enkele belangrijke thema’s: waarom mobiele scanners vaak grote voordelen bieden boven statische systemen, wat de opkomst van Gaussian Splatting betekent voor LiDAR-data, waarom een nauwkeurigheid van een paar centimeter in de praktijk vaak volstaat, en hoeveel punten er écht nodig zijn in een puntenwolk. 

Overzicht specificaties van de scanners

Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van de belangrijkste specificaties van de genoemde LiDAR-scanners, ter ondersteuning van de vergelijking:

Nauwkeurigheid en precisie

Uit bovenstaande vergelijking blijkt dat statische laserscanners de hoogste nauwkeurigheid behalen. De Faro Focus S350 en Trimble X7 hebben meetafwijking in de orde van 1–2 mm (bij korte afstanden). Ter vergelijking: de handheld SLAM-scanners (XGRIDS, BLK2GO, NavVis, FJD) hebben een puntennauwkeurigheid van grofweg 1 à 2 cm. Zo haalt de XGrids L2 bijvoorbeeld circa 1,2 cm relatieve nauwkeurigheid (d.w.z. lokaal binnen één scan) en ~3 cm absolute nauwkeurigheid over grotere afstanden. Leica’s BLK2GO haalt rond de 1 cm nauwkeurigheid onder ideale omstandigheden, en de FJD Trion S1 eveneens circa 1–2 cm. In de praktijk betekent dit dat statische systemen beter geschikt zijn voor meetwerk dat millimeterprecisie vereist (bijvoorbeeld industriële metingen of machine-installaties), terwijl mobiele systemen voldoende nauwkeurig zijn voor veel bouwkundige, archeologische en civieltechnische toepassingen waar een paar cm tolerantie acceptabel is. We zullen later toelichten waarom een nauwkeurigheid van enkele centimeters vaak al voldoet voor de genoemde sectoren.

Scansnelheid en dekking

Op het gebied van scansnelheid (het aantal punten per seconde) ontlopen veel scanners elkaar niet veel – ze liggen vaak in de orde van enkele honderdduizenden tot rond 1 miljoen punten per seconde. Belangrijker is echter hoe snel je gebiedsdekking kunt bereiken. Hier hebben de mobiele, handheld scanners een groot voordeel: je kunt al lopend een hele ruimte in één continue beweging scannen. Bijvoorbeeld, de NavVis VLX kan door zijn dubbele LiDAR-sensoren tot 600.000 punten/seconde verzamelen terwijl de operator rondloopt, wat in tests resulteert in een scansnelheid tot wel 10 keer hoger dan bij een statiefscanner die je steeds moet verplaatsen. De XGRIDS L2 en K1 werken op vergelijkbare wijze met SLAM: je beweegt vrij door de omgeving en de apparaten vegen de ruimte rond met een 360° horizontale kijkhoek. Hierdoor kunnen ze in enkele minuten complete gebouwen of terreinen in kaart brengen waar een statisch systeem veelvoudig zou moeten opstellen.

Statische scanners zoals de Faro S350 en Trimble X7 compenseren hun verplichte stilstand deels met zeer hoge rotatiesnelheden en puntenreeksen (tot ~1 miljoen p/s bij de Faro). Maar uiteindelijk moet een terrestrische scanner elke standplaats afzonderlijk dekking geven – meestal een volledige 360° bol (met uitzondering van het gebied direct onder het statief). De dekking per scan is dus goed (rondom horizontaal en bijna van zenit tot nadir verticaal, behalve een dode hoek direct onder het apparaat), maar om een groot gebied te scannen moet je meerdere statiefposities plannen om alle hoeken te bereiken. Handheld systemen bieden daarentegen bewegingsvrijheid: de operator kan onder objecten doorlopen, om hoeken kijken en dicht langs details gaan, waardoor er minder blinde vlekken in de puntenwolk ontstaan. Het resultaat is vaak een vollere dekking van complexe omgevingen met minder “gaten” in de data. 

Gebruiksgemak en mobiliteit

Een duidelijk onderscheid tussen deze scanners is het gebruiksgemak en de mobiliteit. Handheld scanners als de XGRIDS L2/K1 en Leica BLK2GO zijn ontworpen om door één persoon makkelijk meegenomen te worden. De K1 en BLK2GO wegen rond 1 kg en kun je met één hand bedienen. De XGRIDS L2 en FJD Trion zijn iets zwaarder (paar kilogram) maar kunnen desgewenst op een harnas gemonteerd worden. Dit maakt ze zeer inzetbaar in uiteenlopende omgevingen – van smalle keldergangen tot wijdvertakte bouwplaatsen – zonder gedoe met opstellen van een statief. In omgevingen waar het gevaarlijk of onmogelijk is om een statief neer te zetten (denk aan drukke verkeerspunten of ruïnes met lastig terrein) biedt een handheld systeem enorme voordelen. Je kunt letterlijk al lopend scannen, wat tijdbesparing oplevert en soms zelfs de enige optie is om bepaalde plekken te documenteren.

Statische systemen vragen over het algemeen om iets meer voorbereiding: een stabiele opstellingsplek, eventueel het uitzetten van referentiepunten of targets, en regelmatig verplaatsen van het statief. De Trimble X7 vergemakkelijkt dit proces wel met automatische zelf-nivellering en een eenvoudige één-knops bediening (of via tablet). De Leica BLK360 is eveneens compact en relatief gebruiksvriendelijk – hij werkt met een simpele app op een tablet en past in een rugtas – maar blijft een stationaire scanner: je moet wachten tot elke scan klaar is voordat je verder loopt. Een pluspunt van statische scanners is dat ze vaak robuuster zijn voor buitengebruik (bijv. IP-classificatie tegen stof en water) en doorgaans langere bedrijfstijden op één accu hebben, omdat ze niet continu bewegen. Maar de technologie gaat snel zo kun je met de XGRIDS op één batterij al 90minuten scannen en is de batterij binnen enkele seconden verwisseld.

Kortom, voor mobiliteit en snelheid in het veld hebben de handheld scanners de overhand. Binnen enkele minuten een hele verdieping of een tunnel scannen is goed haalbaar met systemen als NavVis VLX of XGRIDS L2. Daarnaast leveren sommige mobiele scanners direct realtime feedback: de NavVis VLX heeft een ingebouwde display voor live puntenwolk-weergave, en XGRIDS biedt via een eigen tablet of smartphone-app een live preview van de gebouwde 3D-scan terwijl je loopt. Dit betekent dat de gebruiker direct kan zien of alle delen zijn vastgelegd en zo nodig ter plekke ontbrekende stukken kan inmeten. Statische scanners geven doorgaans pas na een volledige scan een voorvertoning (bijv. op de tablet of device-screen, zoals Faro’s geïntegreerde touchscreen), wat minder direct inzicht geeft tijdens het scannen.

Integratie met BIM-workflows

Voor professionals in de bouw en infrastructuur is de integratie van scan-data met BIM en ontwerpsoftware een belangrijke overweging. Vrijwel alle genoemde scanners ondersteunen standaard exportformaten zoals E57, LAS/LAZ of PTX, die in BIM-software (zoals Autodesk Revit, Navisworks of ArchiCAD) ingelezen kunnen worden. Er zijn echter verschillen in de meegeleverde software en de mate van naadloze workflow:

  • Leica: De BLK360 en BLK2GO maken deel uit van het Leica-ecosysteem (Cyclone software). De BLK360 werkt samen met Cyclone FIELD 360 en Register 360 (BLK Edition) voor registratie en kleurbeelden, waarna de data direct naar BIM-pakketten kan. Leica’s software is stevig ingeburgerd in de landmeet- en bouwsector, wat de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt. Ook integraties naar Cloudworx (plugins voor Revit, AutoCAD) zijn beschikbaar.

  • Trimble: De X7 wordt geleverd met Trimble Perspective/FieldLink voor het in the field registreren van scans. Trimble zet sterk in op Scan-to-BIM: de data kan vlot naar Trimble RealWorks of Trimble Connect waarmee modellen gemaakt of vergeleken worden. Ook zijn er koppelingen naar Tekla (voor constructiemodellen) en Revit via Trimble’s plugins. Hierdoor sluit de X7 goed aan op bestaande BIM-processen, met mogelijkheid om op locatie al te verifiëren of scans aansluiten op ontwerpmodellen.

  • FARO: Faro’s Focus scanners werken met FARO SCENE software. Dit pakket biedt functionaliteit voor registratie, ruisfiltering en export naar diverse formaten. FARO heeft ook speciale BIM-gerichte tools (zoals As-Built voor AutoCAD/Revit) om de puntenwolk om te zetten naar tekeningen/modellen. De integratie is dus zeker aanwezig, al is een FARO-puntenwolk net zo goed in andere software te gebruiken via e57-export.

  • Mobiele scanners (SLAM): XGrids L2/K1 en FJD Trion komen met eigen verwerkingstools (XGRIDS LixelStudio/CyberColor en FJD’s software) die de ruwe scandata verwerken tot een gegeorefereerde puntenwolk. Deze software kan doorgaans ook direct standaardformaten uitspugen voor BIM. Een interessant punt is dat XGRIDS hun scanners bundelt met 12 maanden licentie van Veesus Arena – een puntenwolkplatform dat focust op visualisatie en BIM-coördinatie. Hiermee kunnen gebruikers de grote datasets gemakkelijker in BIM-omgevingen laden en zelfs online delen. NavVis VLX heeft een eigen (betaalde) cloudplatform (NavVis IVION) waar je ingescande gebouwen als navigeerbare digitale twins kunt bekijken en annoteren; van daaruit kun je ook naar BIM-software exporteren of koppelen via API. GeoSLAM (niet in onze lijst, maar vergelijkbaar SLAM-concept) heeft weer eigen Hub software. Het komt erop neer dat SLAM-scanners inmiddels volwassen software bieden die aansluit op BIM-workflows, zij het vaak via een extra verwerkingsstap om de SLAM-data kwalitatief te verbeteren en te georefereren.

Ondersteuning voor Gaussian Splatting

Gaussian Splatting is een relatief nieuwe techniek voor het visualiseren van 3D-puntenwolken. In plaats van elk punt alleen als een afzonderlijke stip weer te geven, wordt ieder punt als het ware weergegeven als een kleine “Gaussian blob” (een gekleurde 3D-gaußcurve) die overlapt met zijn buurpunten. Wanneer je deze Gaussian splats slim combineert, ontstaat een visueel aaneengesloten oppervlak dat er fotorealistischer uitziet dan een ruwe puntenwolk. Dit maakt vloeiende realtime rendering van complexe scènes mogelijk, zelfs met miljoenen punten, omdat de methode gebruik maakt van de voortdurende aard van Gauss-kernen om gaten op te vullen en ruis glad te strijken.

Waarom is dit relevant voor scanners?

Omdat Gaussian Splatting een brug slaat tussen pure punten en vollere 3D-modellen. Je krijgt bijna de look van een mesh of een radiance field, maar zonder zware meshing of lange rendering tijden. Voor toepassingen als visualisaties, virtual reality en snelle inspecties betekent het dat je direct na het scannen een zeer waarheidsgetrouwe weergave van de omgeving hebt.

Van onze lijst scanners profileren de XGRIDS L2 en K1 zich expliciet met Gaussian Splatting-ondersteuning. XGRIDS heeft deze technologie geïntegreerd in hun pipeline: de L2 combineert zijn LiDAR-punten en camerabeelden direct tot een gekleurde puntenwolk en vertaalt die realtime naar een Gaussian Splat-weergave. Dit levert direct in het veld een fotorealistisch model op. Zo’n geïntegreerde aanpak is uniek; andere fabrikanten hebben wel kleurencamera’s (voor texture mapping van punten) maar renderen nog niet met Gaussian splats. Bij XGRIDS is de SLAM-algoritme gekoppeld aan de splatting-procedure: de sensorfusion (LiDAR + IMU + foto) traint als het ware ter plekke een puntenwolk die al gesmooth en gevisualiseerd is. In een webinar lichtte XGRIDS toe dat hoe beter de sensordata en calibratie, des te beter de resulterende splat-rendering – wat erop neerkomt dat hun multi-sensor SLAM voor nauwkeurige input zorgt, waarna de Gaussian Splatting die data omzet in een samenhangend geheel.

De andere scanners ondersteunen Gaussian Splatting niet out-of-the-box, maar dit wil niet zeggen dat hun data ongeschikt is voor zulke toepassingen. Elke hoge-res puntenwolk mèt kleurinformatie kan achteraf door speciale software (zoals open-source tools of Niantic’s technologie) omgezet worden naar een Gaussian Splat model. Het verschil is alleen dat dit een extra losse stap is die de gebruiker zelf moet ondernemen, terwijl bij XGRIDS het een geïntegreerde feature is – een belangrijk verkoopargument voor wie snelle visuals wil. Gezien de trend is het goed denkbaar dat in de nabije toekomst meer fabrikanten deze technologie omarmen in hun workflows, aangezien de vraag naar snelle, interactieve digital twins toeneemt. Voor nu lopen de XGRIDS L2 en K1 hierin voorop, wat voor gebruikers in bijvoorbeeld erfgoedvisualisatie, boombeheer, archeologie, VR bedrijven of bouwprojectpresentaties een groot pluspunt kan zijn.

Waarom enkele centimeters nauwkeurigheid vaak volstaan

Bij het vergelijken van “millimeter versus centimeter” nauwkeurigheid lijkt het intuïtief dat beter altijd beter is. Maar in de praktijk van civiele techniek, bouwmaatvoering, archeologie en BIM is een nauwkeurigheid van een paar centimeter veelal voldoende – en soms efficiënter. Enkele redenen hiervoor:

  • Toleranties in bouw en civiele techniek: In de infrastructuur en bouwsector werkt men zelden met toleranties kleiner dan een paar millimeter. Grondwerk, wegen en zelfs betonconstructies hebben doorgaans centimeter-toleranties. Een puntenwolk met 2–3 cm onnauwkeurigheid geeft dan nog steeds een betrouwbaar beeld om bijvoorbeeld volumen te schatten, clash-detectie met ontwerpmodellen te doen of de positie van objecten vast te stellen. Sterker nog, een te hoge meetprecisie kan schijnbaar conflicten tonen die in werkelijkheid verwaarloosbaar zijn (bijvoorbeeld een balk die 5 mm “in de muur” zit volgens de scan, terwijl dat binnen de bouwtolerantie valt). Voor een as-built van een rioleringstracé of terreinmodel is 1–2 cm nauwkeurigheid doorgaans ruim voldoende.

  • Snelheid en efficiency: Hogere nauwkeurigheid vergt vaak meer meettijd, meer scanposities of zwaardere apparatuur. Als enkele centimeters volstaan voor het doel, is het efficiënter om met de snellere mobiele scanner een project in uren af te ronden in plaats van dagen. Bijvoorbeeld in archeologie: het documenteren van een opgravingssite hoeft niet op millimeter-niveau; het gaat om relatieve posities van vondsten en structuren. Een mobiele scanner die de hele site op 2 cm nauwkeurig vastlegt in een ochtend is waardevoller dan een statische die na twee dagen opmeten 2 mm precisie levert, terwijl die extra precisie geen extra inzichten geeft voor de archeoloog.

  • Gecombineerde methodes: Soms wordt een grove scan gecombineerd met enkele kritische nauwkeurige metingen. Je kunt bijvoorbeeld met een handheld scanner snel de context opnemen (gebouw, terrein) en enkele specifieke punten met een totale station inmeten voor millimeterprecisie op die plekken (bijvoorbeeld voor machinefundaties of referentiepunten). De globale puntenwolk van ~2 cm dient dan prima voor visualisatie en algemene maten, terwijl de kritieke maatvoering apart is gecontroleerd. Dit hybride gebruik komt veel voor in civiele techniek.

  • Bestandsgrootte en verwerking: Ultra-hoge precisie (mm-niveau) betekent vaak ook veel meer punten en detail. Dat levert zware bestanden op die lastig te verwerken zijn. Voor een BIM-model van een bestaande situatie is een iets minder dichte, iets minder precieze puntenwolk vaak praktischer: de software kan het soepeler aan en de modelleur heeft genoeg aan bijv. 5 cm puntenafstand om kolommen, vloeren en wanden over te trekken. De fijnere details (schroeven, kleine kieren) zijn in veel BIM-toepassingen niet relevant. Zo bezien kan te veel precisie zelfs contraproductief zijn.

Uiteraard zijn er situaties waar elke millimeter telt – denk aan hoogresolutie scan van historische beeldhouwwerken of het monitoren van vervormingen in een tunnel. Maar voor de genoemde domeinen (civiel, bouw, archeologie,boombeheer, kabels/leidingen etc.) is enkele cm vaak de sweet spot tussen bruikbaarheid en scan-efficiency. Handheld scanners leveren in die range, en daarom winnen ze aan populariteit. Zoals een geodesie-spreuk luidt: “measure what is needed, not what is possible.”

Puntenwolk: kwaliteit vs. kwantiteit (hoeveel punten heb je écht nodig?)

Moderne scanners spuwen miljoenen tot zelfs miljarden meetpunten uit. Maar meer is niet altijd beter – het gaat om de kwaliteit van de data en de passendheid ervan voor de taak. De vraag “hoeveel punten hebben we écht nodig?” is terecht, want overdreven dichtheidsdrang leidt tot onnodig grote datasets zonder extra waarde.

Belangrijk is om onderscheid te maken tussen resolutie en ruis. Een scanner als de Faro S350 kan op hoogste stand bijna een miljoen punten per seconde schieten, maar als je een witte vlakke muur scant voegt een dicht web van punten niet per se nieuwe informatie toe; de muur is vlak en een paar goed verdeelde punten hadden dat ook verteld. Bovendien kan in buitenomgevingen of bij SLAM-scanners ruis optreden (dwz punten die een beetje verstrooid zitten door meetfoutjes of bewegingsfoutjes). Het opschroeven van puntenaantal helpt niet tegen ruis – dat is een kwestie van sensorkwaliteit en algoritmes. Liever 10 miljoen accurate punten dan 100 miljoen punten met veel ruis.

Kwaliteit betekent hier: voldoende dekking van alle relevante oppervlakken, gelijkmatige spreiding (geen grote gaten), en correcte positie/reflectiewaarde van de punten. Kwantiteit betekent puur het aantal punten per m². Voor veel toepassingen is een punteninterval van enkele centimeters al voldoende om objecten herkenbaar en meetbaar te maken. Bijvoorbeeld, een standaard architectuurplattegrond kan prima uit een puntenwolk met 5×5 cm rasterafstand gehaald worden – deuren, wanden en ramen zijn daarin nog duidelijk zichtbaar als vlakken. Een extreem dichte puntenwolk (zeg <1 cm tussen punten) is pas nodig als je heel fijne details wilt modelleren (ornamenten, machinedelen) of voor fotorealistische visuals op klein detailniveau.

De kunst is dus om de balans tussen puntendichtheid en bruikbaarheid te vinden. Veel scanners laten je daarom de resolutie instellen. De Leica BLK360 en Trimble X7 bijvoorbeeld bieden instellingen voor laag, medium, hoog, waarbij laag een snellere scan geeft met minder punten. Als je alleen een grove maatvoering hoeft te checken, kies je laag; voor een facade met alle sierlijsten kies je hoog. Mobiele scanners werken iets anders – ze verzamelen continu punten terwijl je loopt, dus de dichtheid hangt af van je looptraject en snelheid (langzaam lopen of dicht langs een object gaan = meer punten per m²). Hier is de ervaring van de gebruiker belangrijk: je leert in de praktijk hoeveel overlap en dichtheid nodig is voor jouw doeleinde. Overbodig vaak over hetzelfde stuk lopen levert alleen maar redundante data.

Gaussian Splatting haakt hier ook op in: het maakt slimme interpolatie mogelijk tussen punten. In plaats van brute-force dichtheidsverhoging kun je met Gaussian splats een visueel voller beeld krijgen zonder 10x meer punten te hoeven schieten. Dit is een kwaliteitsverhoging (vloeiender beeld) zonder kwantiteitsexplosie (data blijft beheersbaar). Uiteindelijk geldt: de beste puntenwolk is die met voldoende punten om de gewenste informatie te verkrijgen, en zo min mogelijk extra ballast. In praktijk betekent dat gericht scannen en eventueel decimeren of filteren van data daarna.

Professionals beginnen daarom steeds vaker te vragen: “Wat is het doel van de scan?” en daarop de scanstrategie af te stemmen. Moet er een exact 3D-model uit gedestilleerd worden, of gaat het om een visualisatie? Moet elke bout zichtbaar zijn, of alleen de grote structuren? Die afweging bepaalt hoeveel punten genoeg is. En dankzij de beschikbare technologie – of het nu een miljoenen-punten-per-seconde Faro is of een slimme SLAM als XGRIDS – kunnen we tegenwoordig beide kanten op: we kúnnen enorme wolken maken, maar we hoeven het niet altijd te doen. Kwaliteit gaat boven kwantiteit. Een nette, opgeschoonde puntenwolk van 50 miljoen punten kan waardevoller zijn dan een rommelige wolk van 500 miljoen.

Conclusie: 

Na deze uitgebreide vergelijking kunnen we concluderen dat elk van de scanners zijn eigen sterke punten heeft, maar dat de XGRIDS Lixel L2 en K1 zich onderscheiden als zeer aantrekkelijke allrounders in moderne 3D-scanning workflows. Met de L2 en K1 krijg je mobiele flexibiliteit én voldoende nauwkeurigheid voor de meeste projecten. Ze leveren kleuren-puntenwolken in realtime, zodat je direct feedback hebt. Hun scanprestaties (respectievelijk tot 640k p/s en 200k p/s) en bereik (L2 tot 120m of zelfs 300m, K1 circa 40m) dekken een breed spectrum van toepassingen – van het detail scannen van een gebouwinterieur tot het inmeten van een terrein.

Wat echt naar voren komt, is de ondersteuning voor Gaussian Splatting in de XGRIDS-producten. Deze innovatieve functionaliteit geeft XGRIDS een voorsprong in gebruikservaring: de mogelijkheid om ter plekke een bijna fotorealistisch 3D-beeld te zien van wat je scant, is een game-changer voor bijvoorbeeld overleg op de bouw of het delen van resultaten met niet-technische stakeholders. Geen van de andere geteste systemen biedt dit momenteel. Bij concurrenten als Leica of NavVis moet je eerst terug naar kantoor en de data verwerken om iets vergelijkbaars te bereiken, terwijl XGRIDS het direct in het veld presenteert.

Daarnaast is de prijs/prestatieverhouding van XGRIDS L2 en K1 erg gunstig. Vergeleken met gevestigde namen betaal je aanmerkelijk minder voor vergelijkbare (of soms betere) capaciteit. De K1 is met rond €13k een van de meest betaalbare professionele 3D-scanners op de markt, toch levert hij data van hoge kwaliteit die ruim voldoet voor BIM-doeleinden en bouwmaatvoering. De L2 is duurder, maar daar krijg je high-end specs voor die de concurrentie van bijvoorbeeld Leica BLK2GO (€50k) en NavVis VLX (€100k) moeilijk kunnen evenaren zonder dieper in de buidel te tasten. FJDynamics biedt ook scherpe prijzen, maar is minder ingeburgerd en (vooralsnog) zonder de geavanceerde visualisatiefuncties zoals XGRIDS die heeft.

Kortom, in veel scenario’s – of het nu een civieltechnisch project, een archeologische site mapping, of het inmeten van een gebouw voor renovatie betreft – blijken de mobiele scanners de slimme keuze dankzij hun snelheid en voldoende nauwkeurigheid. En binnen die categorie komen de XGRIDS L2 en K1 als beste uit de bus. Ze combineren het beste van twee werelden: de mobiliteit en efficiëntie van SLAM-scanners met innovaties die normaal gesproken pas later in de workflow beschikbaar kwamen (zoals geavanceerde visualisatie). Voeg daar de aantrekkelijke prijs aan toe, en het is duidelijk waarom deze twee scanners de voorkeur genieten bij professionals die zowel kwaliteit als kwantiteit pragmatisch benaderen.

We staan aan de vooravond van een nieuw tijdperk in reality capture, waarin snelheid, slimme algoritmes (zoals Gaussian Splatting) en integratie centraal staan. De XGRIDS L2 en K1 laten zien hoe die toekomst eruit kan zien: razendsnel een betrouwbare digitale twin in handen, zonder complexe nabewerking, voor een prijs die het toegankelijk maakt voor veel gebruikers. Dat is uiteindelijk het doel – technologie die ons werk makkelijker, sneller en zelfs leuker maakt, zonder in te boeten aan de essentie: betrouwbare 3D-data.

Geraadpleegde bronnen:

  • Geo Week News – “XGRID’s L2 Scanner Creates Real-time, Colored Point Clouds” (Eric van Rees, Jan. 10, 2025)

  • NavVis Blog – “5 Alternatives to Trimble X7” (NavVis, 2023)

  • RadianceFields.com – “Lixel L2: LiDAR Gaussian Splatting from XGRIDS” (Michael Rubloff, Mar. 24, 2024)

  • Artech Equipment – Productpagina “XGRIDS Lixel L2 (32 Channel) Handheld LiDAR Scanner” (2024)

  • My Surveying Direct – Productpagina “FJ Dynamics Trion S1 Portable 3D LiDAR Scanner” (2024)

  • Leica Geosystems Shop – Vergelijking BLK360 G1 vs G2 en info BLK2GO (2022)

  • Trimble – Trimble X7 Datasheet (via BuildingPoint, 2021)

  • FARO – FARO Focus S350 Spec Sheet (2018)